Bekijk welke tijdstippen er nu beschikbaar zijn om een afspraak te maken voor een vooronderzoek.
Of neem telefonisch contact met ons op via: 088 – 9000 680.
Het oog is een fascinerend mechanisme dat, samen met de hersenen, helpt bij het interpreteren van onze omgeving. Om je een beter begrip te geven van hoe het oog werkt, hebben we een woordenlijst samengesteld die de anatomie van het oog en bijbehorende termen verduidelijkt.
Het hoornvlies (cornea) is het buitenste deel van het oog en wordt ook wel het ‘venster naar de wereld’ genoemd.
De buitenste laag, het epitheel, beschermt tegen vuil en aanraking. Het is zeer gevoelig en activeert bij contact direct een reflex die het ooglid sluit.
Het hoornvlies verzorgt ongeveer twee derde van de lichtbreking; de rest gebeurt via de lens, die haar vorm kan aanpassen om scherp te stellen op verschillende afstanden.
Een ongelijk gekromd hoornvlies kan leiden tot astigmatisme, waarbij het zicht vervormd is. Dit kan worden gecorrigeerd met een bril, lenzen of een laserbehandeling.
De ooglens bevat geen zenuwen of bloedvaten en ontvangt haar voeding via het kamervocht. Ze is opgehangen aan fijne vezels (ophangdraden) die vastzitten aan het straallichaam (corpus ciliare).
Daarin bevindt zich een ringvormige spier, de ciliarmusculus, die bij samentrekking de ophangdraden ontspant. Hierdoor krijgt de elastische lens een rondere vorm, wat de lichtbreking vergroot en scherpstellen op dichtbijgelegen objecten mogelijk maakt – dit heet accommodatie.
Met de leeftijd verliest de lens haar elasticiteit, waardoor accommoderen moeilijker wordt. Veel mensen hebben dan een leesbril nodig. De lens kan ook vertroebelen, wat leidt tot cataract (staar), een aandoening die het zicht geleidelijk aantast.
De pupil is de opening in het regenboogvlies (iris) waardoor licht het oog binnenkomt. De ouderwetse term oogsteen wordt nog zelden gebruikt.
De pupil lijkt donker omdat licht wordt geabsorbeerd door weefsels in het oog. De grootte wordt automatisch geregeld via de pupillaire reflex, waarbij de iris zich aanpast aan de hoeveelheid licht. Bij fel licht is de pupil ongeveer 1,5 mm, in het donker kan dit toenemen tot 8 mm.
Pupilgrootte wordt ook beïnvloed door emoties of drugsgebruik – zo kunnen pupillen bij verliefdheid verwijd blijven door verhoogde endorfines.
Het regenboogvlies, of iris, is een ringvormige spier in het oog van mensen en andere gewervelde dieren. Deze structuur regelt de grootte van de pupil en past zich automatisch aan de hoeveelheid omgevingslicht aan. Bij fel licht vernauwt de pupil, in het donker wordt hij groter.
Daarnaast bepaalt de iris de kleur van het oog, die afhankelijk is van pigmentatie in het weefsel.
Het netvlies (retina) is een dunne laag cellen aan de achterkant van het oog bij gewervelde dieren (en sommige ongewervelden). Hier wordt licht omgezet in zenuwsignalen, waardoor we kunnen zien. Omdat het netvlies en de oogzenuw tijdens de embryonale ontwikkeling ontstaan als uitlopers van de hersenen, wordt het netvlies beschouwd als een deel van het zenuwstelsel.
Het netvlies bevat een uniek netwerk van bloedvaten, wat soms wordt gebruikt voor persoonlijke identificatie. De belangrijkste lichtgevoelige cellen zijn de fotoreceptoren: staven (voor licht/donker) en kegels (voor kleur). De signalen die ze opvangen, worden lokaal verwerkt door andere netvliescellen en vervolgens via de oogzenuw naar het visuele centrum in de achterhoofdskwab van de hersenen gestuurd.
Het netvlies telt zo’n 130 miljoen zintuigcellen en speelt niet alleen een rol in het waarnemen van licht, maar ook in de verwerking en interpretatie van visuele informatie.
Het glaslichaam (corpus vitreum) is een doorzichtige, gelachtige massa die de ruimte tussen de lens en het netvlies opvult. Het bestaat voornamelijk uit water, maar bevat ook cellen die ongewenst materiaal opruimen dat het zicht kan verstoren.
Zwevend materiaal in het glaslichaam kan schaduw werpen op het netvlies, wat leidt tot glaslichaamsvlekken (muscae volitantes) – kleine, bewegende vlekjes die in het gezichtsveld zichtbaar zijn.
De gele vlek is het deel van het netvlies waar de zichtreceptoren het dichtst opeen liggen. Ze bevat alleen kegeltjes (kleurreceptoren) en is verantwoordelijk voor het scherpste zicht in ons gezichtsveld.
De blinde vlek, of papil, is het deel van het netvlies waar de zenuwvezels samenkomen om de oogzenuw (nervus opticus, zenuw II) te vormen. In dit gebied ontbreken zichtcellen, waardoor er geen beeld waargenomen wordt.
Bij een gezichtsveldtest verschijnt dit punt als blind en wordt het vaak gebruikt als fixatiepunt tijdens het onderzoek.
De oogzenuw (nervus opticus, craniale zenuw II) vervoert visuele informatie van het netvlies naar de hersenen. Als onderdeel van het centrale zenuwstelsel wordt de zenuw gemyeliniseerd door oligodendrocyten, waardoor aandoeningen zoals multiple sclerose de zenuw kunnen aantasten (bekend als opticusneuritis).
De zenuw loopt via de oogzenuwkruising (chiasma) naar het laterale geniculate lichaam in de thalamus, met enkele vezels naar de pretectale kern voor de pupil- en accommodatiereflex.
Elke oogzenuw bevat ongeveer 1 miljoen zenuwvezels en is puur sensorisch – hij transporteert alleen zintuiglijke signalen, die in de hersenen worden verwerkt tot beeld.
Bekijk welke tijdstippen er nu beschikbaar zijn om een afspraak te maken voor een vooronderzoek.
Of neem telefonisch contact met ons op via: 088 – 9000 680.